Vakantie op het platteland

Het kleine huisje bevond zich aan de zoom van het bos naast een zanderig pad waarlangs boterbloemetjes, brem, klaprozen en hagelwitte margrietjes weelderig tierden. Prachtig gekleurde vlinders, waaronder de dagpauwoog, een koninginnenpage, een paar atalanta’s en oranje zandoogjes fladderden in volle glorie over deze bloemenpracht, genietend van de overvloedige nectar. Boven mijn hoofd buitelden een paar koolwitjes om en over elkaar en vlogen speels tot hoog in de lucht. Langs een kant zag ik hoe een landbouwer zijn aardappelveld bewerkte, toen nog met paard en kar en aan de andere kant speelde de wind door het koren dat gewillig in alle richtingen golfde.  

Het huisje waarvan sprake bestond slechts uit een woonruimte, een slaapkamer, een schuur, een stal en een washok. Elke vorm van sanitair comfort ontbrak en drinkwater werd uit de waterput gehaald. Hier woonden mijn overgrootouders.
Zeven jaar was ik toen ik voor enkele weken bij hen logeerde tijdens de grote zomervakantie in 1964. Mijn grootouders woonden er tijdelijk in omdat mijn overgrootmoeder speciale zorg vereiste vanwege de nasleep van een beroerte en mijn oude overgrootvader van 86 de zorg voor zijn vrouw niet alleen aankon. Daarom had hij een beroep gedaan op zijn enige dochter, mijn grootmoeder dus, die altijd bereid was om haar ouders uit de nood te helpen.  

Gelukkig hoefde ik tijdens mijn verblijf geen verantwoordelijkheid te dragen zoals mijn grootmoeder. Voor mij als kind was de vakantie een prachtige onvergetelijke ervaring. Mijn wereldje bestond uitsluitend uit spelletjes spelen en soms ook eens kattenkwaad uithalen.
  
In mijn vakantieoord gingen de vroege ochtenduurtjes voor mij op een erg behaaglijke en knusse manier van start.
De slaapkamer lag vlak naast de kleine woonkamer. Nog voor het krieken van de dag sloop mijn grootmoeder stilletjes uit bed om de andere huisgenoten niet te wekken. Daar ik tot de ochtendmensen mag worden gerekend, opende ik mijn ogen even vroeg als zij. Terwijl zij bezig was in de woonkamer amuseerde ik me met het luisteren naar haar talrijke bezigheden, die zich tijdens de werkweek steeds herhaalden. Zo hoorde ik ze papier verfrommelen en kolen opscheppen om het vuur in de Leuvense stoof aan te maken. Een half uur later kwam de geur van verse koffie en gebakken spek me tegemoet.

Tussen de brede kieren van de slaapkamerdeur kroop het licht van de woonkamer binnen, zodat ik de contouren van alle voorwerpen in het slaapvertrek kon waarnemen.  
Mijn overgrootouders sliepen in het ene bed en mijn grootouders en ik in het andere dat pal in de hoek geschoven stond. Je kon er dus maar langs één kant uit en wij lagen dan ook gerangschikt volgens het uur van opstaan. Elke avond dommelde ik in langs de kant van de muur, waar mijn overbezorgde grootmoeder een dik zacht kussen had gelegd. Een kussen dat fungeerde als buffer tussen mij en de muur, zodat ik me tijdens de slaap niet zou bezeren. Aan de andere kant van het bed legde mijn grootmoeder zich elke avond te rusten en mijn grootvader snurkte lustig tussen de twee vrouwen in.

Mijmerend over de indrukken van de dag tevoren en zalig genietend van de behaaglijke warmte tussen de lakens, luisterde ik dromerig naar al de geluiden in het huisje. Door het raam zag ik de hemel langzaam veranderen van donkergrijs naar kobaltblauw, terwijl de zon langzaam met haar goudgele stralen de daken en de bomen streelde. Ook de wereld buiten werd wakker en er viel heel wat leven te bespeuren, zoals een victorie kraaiende haan, vrolijk vogelgekwetter en de heldere lokroep van een pauw.

Nadat iedereen zijn ontbijt had genuttigd en mijn grootvader met de bus naar het werk was vertrokken, begaf mijn grootmoeder zich op pad om melk en eieren te gaan halen op de wat verder gelegen boerderij.
Energiek, met twee kruiken in de hand, stapte ze door weer en wind langs de velden. Soms gewoon in haar stoffen schort, een sjaaltje om het hoofd en aan haar voetjes korte donkere sokjes. Haar te mogen vergezellen, vond ik altijd een hele belevenis. We liepen langs weiden waar talrijke koeien zich grazend tegoed deden aan het malse gras en met hun staart horde zoemende vliegen van zich afsloegen. Als reactie op mijn gejoel en geroep draaiden enkele hun kop in mijn richting. Ze bekeken me kauwend met een ietwat stupide uitdrukking in hun onverschillige koeienogen.

Op de boerderij onthaalde de boerin ons altijd heel hartelijk en vriendelijk. Linda, heette ze. Het kleine vinnige vrouwtje met immer blozende wangetjes als rijpe rode appeltjes en een onverstoorbare glimlach op het gelaat, leidde me rond in de verschillende stallen. Tussen de loeiende melkkoeien, wollige schapen, de roze biggetjes met hun nieuwsgierige snuitjes en de dartele konijntjes, voelde ik me opperst gelukkig. Ik hield ontzettend veel van dieren en ervoer een zekere affiniteit met alle viervoeters op de boerderij.

Buiten op het erf scharrelden wat kakelende kippen rond en de driftige Mechelse herdershond haalde me brutaal uit mijn gepeins. Vanachter zijn tralies toonde hij me grommend zijn gebit. Hij had het duidelijk niet op mij begrepen. Om hem wat te jennen ging ik van op een veilige afstand wat staan blaffen. Dat maakte hem uitzinnig van woede, waarbij hij zijn snuit zover mogelijk door de spijlen stak en zijn scherpe tanden ontblootte.

Terug thuis ging mijn grootmoeder aan de slag in de schuur die als keuken fungeerde en liep ik zingend de grote tuin in waar ik mijn overgrootvader trof.
Een erg merkwaardig man, in die zin, dat hij over een rustige persoonlijkheid beschikte waar in hoge mate geduld centraal stond. Nooit heb ik hem kwaad gezien en nooit verhief hij zijn stem of sprak het ene woord harder uit dan het andere. Hij klaagde nooit, gaf geen bevelen en paste zich zonder morren aan aan elke nieuwe situatie. Op mij kwam hij zelfs wat bedeesd over.
Ondanks de ouderdomskwaaltjes schrok hij er niet voor terug om de handen uit de mouwen te steken en hij onderhield kranig de moestuin. Dat alles voerde hij uit in een uiterst rustig tempo, zo eigen aan hem. Zenuwen of stress waren voor deze dappere ouderling ongekende begrippen. Waarschijnlijk zijn grote geheim om oud te worden, want uiteindelijk is hij 98 geworden.

Mijn overgrootvader was een man van weinig woorden. Maar ondanks zijn introvertheid beschikte hij toch over een gezonde portie humor. Zo ving hij op een mooie zomerdag een groenbruine pad die zich, op zoek naar insecten, tussen zijn groenten had verschanst. Hij riep me en legde het diertje in mijn handen: “Laat dat eens aan je oma zien. Zij ziet deze beestjes toch zo graag!”
Met deze boodschap liep ik in de richting van het huis. Ik voelde de ruwe droge huid met wratten tegen mijn handpalmen en zag hoe de goudbruine oogjes met horizontale pupil angstig tussen mijn vingers doorkeken. Fier met mijn buit stapte ik de schuur binnen: “Oma, kijk eens!”
Mijn grootmoeder was bezig met de vaat. Toen ik mijn handen langzaam opende, deinsde ze verschrikt, met het witte zeepsop nog aan de vingers en de polsen gekleefd, een meter achteruit. “Buiten met dat beest of je krijgt een pak voor de broek” gilde ze met overslaande stem.
Achter de deur stond mijn overgrootvader zich te bescheuren van het lachen en toen ik haastig langs het deurgat naar buiten schoot, schaterlachte hij luid: “Ze heeft daar schrik van!”  

Het lachen verging mijn overgrootvader toen ik onder impuls van Sonia, de dochter van de overbuur, zijn hele pruimenboom kaal plukte. Onze buit bestond uit vijf volle emmers pruimen. Gelukkig voor mij was hij niet boos. Hij was trouwens nooit boos. Van mijn grootmoeder daarentegen kreeg ik straf en mocht ik de hele dag niet meer buiten spelen. Dat vond ik niet fair, want Sonia had me aangezet om de boom helemaal te plunderen. Maar ik geef het toe, ik was medeplichtig. Dus ja, ik pleit schuldig.

De dag erna ravotte ik weer met mijn vriendinnetje door de velden en de weiden en speelden we met de mollige grijze kater die ons overal achterna liep.
Tijdens zo’n wilde achtervolging met Bolleke de poes wenkte Sonia’s moeder ons. Of we even wilde binnenkomen? Zij moest dringend boodschappen doen, zei ze en Sonia moest haar kleine broertje voorzien van zijn fruitpapje. Gehoorzaam pakte mijn vriendin het bord over van haar moeder en startte sloom met voeden. De kleine graaide naar haar handen en opende begerig zijn mond.
Door het raam zagen we Sonia’s moeder wegrijden op haar fiets waarop mijn vriendinnetje dwingend het bord in mijn handen duwde. Ze beval me de kleine te voederen en ging alleen buiten spelen. Met opgeheven staart volgende Bolleke haar en bleef ik eenzaam en beteuterd achter.  

Omdat Sonia ouder was, dwong ze bij mij een zeker respect af. Zij was ook de grootste en gedroeg zich als leider van ons twee. Dus deed ik wat me werd opgedragen, ook al was het tegen mijn zin.
Misnoegd staarde ik van het papje naar de baby. Grote gretige ogen keken me verwachtingsvol aan. Met tegenzin lepelde ik een weinig in Tom zijn mond en ondertussen vroeg ik me af hoe dit prakje zou smaken. De kleur zag er alvast niet al te appetijtelijk uit. Voorzichtig proefde ik van het allegaartje. De combinatie van geplette banaan, verkruimelde koekjes, sinaasappelsap, citroensap en suiker smaakte verrukkelijk. Een tweede volle lepel vloog mijn mond binnen, een derde, een vierde... Het smaakte zo buitengewoon lekker dat ik uiteindelijk besloot om alles zelf op te eten.
Net toen het bord leeg was stormde Sonia luid joelend binnen. Toen kreeg ze het lege bord in de gaten en stond versteld van de snelheid waarmee het kind zijn eten had verorberd. Zelfs Bolleke staarde me argwanend aan.
Sonia beschuldigde me ogenblikkelijk van fraude, maar ik gaf geen krimp. Bewijs het maar eens, dacht ik bij mezelf en genoot ondertussen na van het vitaminerijke voedsel.
 Met een knorrende maag en een pruillip tuurde kleine Tom naar het lege bord. Gelukkig voor mij kon het ontevreden ventje zich nog niet verstaanbaar maken.

Indien Sonia om één of andere reden afwezig was, verlegde ik mijn speelterrein richting Patrick, een buurjongen. Zijn moeder herinner ik me als een gezellige vriendelijke volslanke dame. Zij kookte dikwijls heerlijke vanillepudding en dan mocht ik altijd een hapje mee-eten. Zittend op de stoep van de keukendeur verorberden Patrick en ik deze voortreffelijke lekkernij.
Boordevol energie vermaakten we ons nadien onder het golfplaten afdak, waar een geïmproviseerd schommeltje uitnodigend op ons wachtte. Het speeltuig bestond uit een aan een balk bevestigd dik gevlochten touw en het stevige kussen erop deed dienst als zitje. Menige uurtjes heb ik daar mijn broek versleten.

Patrick verbleef dikwijls bij zijn grootouders die een tweetal kilometers verderop woonden. Op een eenzame dag besloot ik mijn vriendje aldaar te gaan vereren met mijn bezoek. Zonder mijn grootmoeder op de hoogte te brengen van mijn minitrip, sprong ik op mijn fiets en spurtte de horizon tegemoet.
De grootouders van Patrick vroegen zich bezorgd af of mijn grootmoeder wist waar ik uithing. Ik reageerde prompt en zonder enige gêne met een leugentje om bestwil: “Natuurlijk! Ze heeft zelfs gezegd dat ik een kwartiertje mag blijven.” en ik voegde er koen aan toe: “Maar ik zal er toch een half uurtje van maken, hoor!”
Het spontane gelach dat na mijn gedurfde woorden weerklonk, wakkerde mijn stoutmoedigheid nog meer aan. Ik besloot zelfs nog langer dan de geveinsde dertig minuten bij mijn speelkameraadje te blijven.
Vermits in die tijd bijna niemand over een telefoonaansluiting beschikte, bestond er geen mogelijkheid om mijn verhaal te checken of eventueel mijn grootmoeder te verwittigen waar ik op dat ogenblik uithing. 

Toen ik na een uurtje fluitend huiswaarts fietste botste ik op de terugweg op mijn paniekerige grootmoeder. Ze was in alle staten. Allerlei rampscenario’s hadden zich in haar gedachten voltrokken, met als ergste doembeeld dat iemand mij ontvoerd had. Ik kreeg een fikse bolwassing, wat een domper zette op mijn enthousiasme. Tevens vond ik haar voortdurende ongerustheid uiterst irritant. Als kind ken je het begrip bezorgdheid immers niet en snap je geen jota van de beperkingen die je, soms om eigen bestwil, worden opgelegd.
Mijn grootmoeder wilde altijd exact weten waar ik uithing, maar ik verzuimde constant te vertellen waar ik naartoe trok. Zij is mij dikwijls komen zoeken. Bij de buren, in het bos, in de velden en de weiden of op een boerderij waar ik naar de dieren stond te kijken. In haar schort holde ze dan rond, in paniek mijn naam scanderend, om dan opgelucht adem te halen als ze me nog levend aantrof.

Al bezorgde ik mijn grootmoeder dikwijls grijze haren, voor mij ademde het platteland een sfeer van onbezorgdheid uit. Elke dag viel er iets nieuws te beleven en die goed gevulde dagen sloot ik tijdens de werkweek steeds af met hetzelfde ritueel. Aan de bushalte, amper 100 meter verder, wachtte ik geduldig in de late namiddag op mijn grootvader, die na een zware dagtaak huiswaarts keerde. Het was steeds een blij weerzien waarbij hij speels mijn haren in de war bracht en dan mijn hand omknelde met zijn grote knuist. Hij luisterde aandachtig naar mijn gekwebbel terwijl we over het zanderige pad huiswaarts liepen, waar een sober, maar stevig maal onze hongerige magen spijsden.

Al ontbrak elke luxe in het plattelandshuisje, we bezaten wel een zwart-wit televisie waarvoor we ’s avonds, gezeten op een stoel, allemaal gezellig samen zaten. Na het bekijken van de schaarse programma’s zochten we een voor een de rust en de warmte op van ons nachtelijk nestje, waar ik me tevreden in mijn hoekje nestelde en me overgaf aan dromenland.
De dag er na herbegon voor mij de pret van voren af aan.

Arlette Dupont
Share by: