Aarzelend pakt Linda de zwarte agenda die onder het bureau ligt op en bladert erdoorheen.
8 februari: Witte lelie.
15 februari: De liefde en de dood slaan in als de bliksem. Hartje.
7 maart: Tegen de dood is geen kruid gewassen.
17 april: Een mens lijdt het meest …
Vandaag: Roos Dennenrust.
Wat is dit voor morbide dichtkunst? Wat betekent dat hartje? Peter is allesbehalve poëtisch.
Met een misselijkmakend gevoel denkt ze aan de zoetgevooisde stem waarmee hij vanochtend een telefoongesprek voerde. Het lijkt wel of hij een dubbele agenda heeft, want hij noteert zijn afspraken steevast digitaal.
Ze bladert verder en huivert.
23 mei: Tot de dood ons scheidt.
Worstelt hij nog steeds met de vroege dood van zijn vader? Heeft hij hertrouwplannen?
Ze realiseert zich dat hij ook al een tijd zijn medicijnen niet slikt en dat baart haar flinke zorgen. Vorig jaar mondde dat uit in buitenechtelijke escapades en extreme woede-uitbarstingen.
Verontrust bladert ze verder en stuit op een krantenartikel dat haar een naargeestig gevoel bezorgt:
Ontsnapte tbs’er nog altijd voortvluchtig ... De Haagse toxicoloog vergiftigde vorig jaar twee willekeurige stadsgenoten met ricine.
Bewaart hij dit artikel omdat Den Haag zijn geboorteplaats is, of heeft het domweg te maken met zijn werk als biochemicus? Ze móet erachter zien te komen voordat hij weer zorgwekkende dingen gaat doen.
Met haar telefoon fotografeert ze alles wat haar belangrijk lijkt, en legt de agenda weer terug onder het bureau.
Daarna start ze Peters laptop op en googlet ze op ‘Witte Lelie’. In de resultatenlijst verschijnen twee links in een andere kleur: een kraamzorgbureau en een tuincentrum.
Haar gedachten slaan op hol. Heeft hij iets met een kraamverzorgster? Is ze bloemiste en zwanger van Peter?
Dennenrust is volgens Google een psychiatrische kliniek, maar ook een begraafplaats. Wat hebben de locaties met elkaar gemeen?
In zijn e-mailbox vindt ze één bericht: Ik weet niets meer van onze schooltijd, maar ik zie uit naar onze hereniging! Marco.
Waarom heeft hij hier niets over gezegd?
Zijn Messenger is leeg, evenals zijn internetgeschiedenis.
Het gaat weer fout.
Wanneer Peter even na acht uur vertrekt, besluit ze hem te volgen.
Na twintig minuten rijden, verlaat hij de doorgaande weg en parkeert zijn auto niet veel later bij een begraafplaats, net buiten Den Haag.
Linda zet haar auto verderop in de straat en gaat te voet verder.
Op het moment dat ze de naam op het metalen bord bij de ingang ziet, stokt haar adem: Dennenrust.
Ze loopt door en volgt Peter die doelgericht naar een graf loopt.
Achter een dikke boom verschuilt ze zich en bekijkt ze hem.
‘1-1, smerige sadist,’ sneert hij en hij gooit een zwarte roos op het graf. ‘Jullie dreigementen in mijn agenda maakten mijn leven kapot! Ken je het gezegde: “een mens lijdt het meest door het lijden dat hij vreest”? Daarom doe ik nooit loze beloften.’
Met een grimas op zijn gezicht draait hij zich om en beent naar de uitgang.
Wanneer hij uit het zicht is verdwenen, loopt Linda naar het graf en leest de tekst die op de kleine, granieten steen staat:
Marinus Kamperman, 14.11.1978 – 17.4.2018.
Onthutst draait ze zich om, rent de begraafplaats af en stapt hijgend in haar auto.
Zeventien april was vorige week!
Peter is nog niet thuis als ze aankomt. Wat is hij toch van plan?
Haastig loopt ze naar de studeerkamer. Als ze zijn bureau doorzoekt, vindt ze een kassabon van Tuincentrum ‘De Witte Lelie’, en een oude klassenlijst, met achter vier namen een kruis: John Pronk, Tamara Rooijmans, Marco Kamperman, Henk Berkemeijer.
Is Marco degene die op Dennenrust begraven ligt?
Als ze hun namen googlet, treft ze de overlijdensadvertentie van Marco aan, maar bij het lezen van een artikel over de onnatuurlijke dood van Tamara Rooijmans en John Pronk, staan haar haren recht overeind.
… In beide lichamen van de op 15 februari overleden Rooijmans en 7 maart overleden Pronk zijn sporen van ricine aangetroffen. Ricine is eenvoudigweg te winnen uit de zaden van de wonderboom, verkrijgbaar bij tuincentra en bloemisterijen. Verdachte is Hendrik B., de in januari uit de tbs-kliniek ontsnapte toxicoloog, die in 2017 is veroordeeld voor twee moorden die hij met ditzelfde gif pleegde.
Drie van de vier klasgenoten zijn overleden, maar over Henk kan ze geen informatie vinden.
Betekent dit dat hij nog leeft?
Is het toeval dat Henks naam op die van de tbs’er lijkt, of is het dezelfde persoon?
Wat weet Peter hiervan?
‘Uw man is geobsedeerd door gifmoorden,’ concludeert de rechercheur, als Linda haar zorgen met hem deelt en hem enkele foto’s laat zien. ‘Dat is geen reden om hem te verhoren.’
Vol ongeloof kijkt ze hem aan. ‘Hoeveel slachtoffers moeten er nog vallen, mijnheer Van den Brink?’
‘U leest te veel detectives. We hebben vandaag een ontsnapte tbs’er opgepakt en wij hebben redenen aan te nemen dat hij met deze moorden te maken heeft.’
‘Dus u onderzoekt de mogelijke betrokkenheid van mijn man niet? Zijn aantekeningen bij de overlijdensdata spreken toch boekdelen? Hij is psychiatrisch patiënt en worstelt enorm met de pesterijen in zijn jeugd.’
‘Dat maakt hem nog geen moordenaar. Hij krabbelt hersenspinsels bij data waarop er mensen vermoord zijn. Gaat u naar huis. Uw man heeft u waarschijnlijk hard nodig. Mocht het spoor naar hem leiden, dan hoort u van ons.’
De rechercheur staat zuchtend op, maar Linda blijft zitten en scrollt door haar fotogalerij.
’23 mei: Tot de dood ons scheidt. Zeker ook een hersenspinsel? Dat is over vier weken!’
De rechercheur kijkt naar de foto. ‘Dat is ook geen reden om hem aan te houden.’
Bij thuiskomst staat de voordeur op een kier.
Weifelend loopt Linda naar binnen. ‘Peter?’
Op het dressoir liggen de zwarte agenda, een zwarte roos en vier bruin-gemarmerde, boonvormige zaden. Wat heeft dit te betekenen?
Peters telefoon ligt op de grond. Ze raapt hem op, scrolt door zijn logbestanden en ziet dat één telefoonnummer veelvuldig is gebeld.
Zonder aarzeling belt ze het nummer.
‘Henk Berkemeijer, belt u nu wéér?’
Haar adem stokt.
‘Ssorry! Ik ben Li...’
‘Moment, de deurbel.’
Een schokgolf gaat door haar lijf. Staat Peter voor zijn deur?
‘Wacht! Niet opend…’
Henk heeft al opgehangen.
Ze slaakt een gilletje als haar telefoon meteen daarop rinkelt.
‘Rechercheur Van den Brink hier. Ik heb een dienstauto naar uw huis gestuurd. Zou u met mijn collega willen meegaan?’
Kippenvel bedekt haar lichaam als ze begraafplaats Wiltenburgh op loopt. In een van de zijpaden staat de rechercheur. Naast hem maakt iemand in een beschermende, witte overall foto’s.
Zodra ze dichterbij komt, verstijft ze. Op het graf van haar schoonvader ligt Peter met opgetrokken knieën in zijn eigen braaksel met naast hem de bekende, bruine zaden.
‘Dit is uw man?’ vraagt de rechercheur.
Linda knikt.
Van den Brink overhandigt haar een brief in een plastic zakje. Met trillende handen leest ze de grillig geschreven tekst voor:
‘Het recht moest zegevieren, Lin. Ik heb John, Marco en Tamara zélf berecht! Iedereen dacht dat gifexpert Hendrik Blaak, die uit de tbs-kliniek was ontsnapt, weer aan het moorden was geslagen, dus ik bleef mooi buiten beeld. Zijn werkwijze beviel mij ook goed. Helaas werd hij te vroeg opgepakt, anders had ik de vierde gluiperd, Henk Berkemeijer, ook een lekkere traktatie kunnen geven, maar hij ontsprong de dodendans. Voor mij is het tijd om naar pa te gaan.’
Ze laat de brief op de grond dwarrelen. De tranen rollen over haar wangen.
‘Wraak is honing in de mond, maar vergif in het hart.’